Wijzigingswet Huursubsidiewet (mogelijk maken van jaarlijkse verhoging van de maximale huurgrens en enkele andere wijzigingen)
Wet van 29 april 1999 tot wijziging van de Huursubsidiewet (mogelijk maken van jaarlijkse verhoging van de maximale huurgrens en enkele andere wijzigingen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de maximale huurgrens in de Huursubsidiewet jaarlijks te laten stijgen en enkele andere wijzigingen in die wet aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
[Wijzigt de Huursubsidiewet.]
Artikel II
[Wijzigt de Huursubsidiewet.]
Artikel III
1
Als aan een huurder voor het subsidietijdvak dat loopt van 1 juli 1998 tot en met 30 juni 1999, omdat de rekenhuur in dat tijdvak hoger was dan de voor hem ingevolge artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Huursubsidiewet als laatstelijk luidend voor de inwerkingtreding van artikel I van deze wet geldende maximale huurgrens, onder toepassing van artikel 13, tweede lid, onderdeel c, en vierde lid, van de Huursubsidiewet als laatstelijk luidend voor die inwerkingtreding, huursubsidie is toegekend ter hoogte van 67 procent van het bedrag dat is berekend op de wijze, bedoeld in artikel 21 van de Huursubsidiewet als laatstelijk luidend voor die inwerkingtreding, wordt die huursubsidie aangevuld tot 100 procent van dat bedrag.
2
Als aan een huurder voor een RBH-subsidietijdvak dat ligt tussen 30 juni 1998 en 1 juli 1999, omdat de rekenhuur in dat tijdvak hoger was dan de voor hem ingevolge artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Huursubsidiewet als laatstelijk luidend voor de inwerkingtreding van artikel I van deze wet geldende maximale huurgrens, onder overeenkomstige toepassing van artikel 13, tweede lid, onderdeel c, en vierde lid, van de Huursubsidiewet als laatstelijk luidend voor die inwerkingtreding, een bijzondere bijdrage in de huurlasten is toegekend ter hoogte van 67 procent van het bedrag dat is berekend op de wijze, bedoeld in artikel 26b, tweede lid, van de Huursubsidiewet als laatstelijk luidend voor die inwerkingtreding, wordt die bijdrage aangevuld tot 100 procent van dat bedrag.
3
Als voor de inwerkingtreding van dit artikel aan een huurder een uitkering is gedaan met de bedoeling de aan hem toegekende huursubsidie of bijzondere bijdrage in de huurlasten overeenkomstig het eerste respectievelijk tweede lid aan te vullen, staat het doen van die uitkering gelijk aan een aanvulling als bedoeld in die leden.
4
In het eerste, tweede en derde lid wordt onder huurder, huursubsidie, rekenhuur, subsidietijdvak en bijzondere bijdrage in de huurlasten verstaan: hetgeen daaronder in de artikelen 1, onderdelen c, e en m, 5 en 26a, eerste lid, onderdeel b, van de Huursubsidiewet wordt verstaan. In het tweede lid wordt onder RBH-subsidietijdvak verstaan: hetgeen daaronder in artikel 26b, eerste lid, onderdeel c, van de Huursubsidiewet werd verstaan tot het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van deze wet.
Artikel IV
[Wijzigt de wet van 1 juli 1998, Stb. 459, tot wijziging van de Huisvestingswet, de Woningwet en enige andere wetten in verband met de integratie van de woonwagen- en woonschepenregelgeving.]
Artikel V
1
De artikelen I en II treden in werking met ingang van 1 juli 1999.
2
De artikelen III en IV treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 29 april 1999
Beatrix
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. W. Remkes
Uitgegeven de eerste juni 1999
De Minister van Justitie,
a
H. Korthals